Na bijna 30 jaar adviseren over mobiliteit en bereikbaarheid heb ik talloze plannen, projecten en beleidsstukken voorbij zien komen. Veel daarvan belandden in een la, vastgelopen op complexiteit, kosten of een gebrek aan draagvlak. Toch waren er projecten die wél slaagden, soms zelfs spectaculair. Wat was hun geheim?
Door de jaren heen heb ik een aantal cruciale patronen ontdekt – lessen die het verschil maken tussen falen en succes. Waar we ons in de eerste serie richtten op de kansen voor de individuele werkgever, verleggen we nu de focus. De échte, grootschalige winst is namelijk te behalen op het niveau van de regio. In deze tweede serie neem ik u mee in vijf lessen die laten zien hoe we met een integrale, regionale aanpak de grootste bereikbaarheidsvraagstukken van Nederland kunnen oplossen.
Wanneer we praten over het oplossen van files en het verbeteren van de bereikbaarheid, kijken we bijna instinctief naar de overheid. Meer asfalt, meer subsidie voor het OV. Maar wat als we u vertellen dat deze publieke budgetten slechts het topje van de ijsberg zijn? De échte geldstromen, en daarmee de échte hefboom voor verandering, bevinden zich op een plek waar we zelden kijken: in de private uitgaven van werkgevers en werknemers aan inefficiënte mobiliteit en onderbenutte gebouwen.
De private geldstroom is de motor én de oplossing
Een recente analyse in Noord-Holland Noord legt een universeel patroon bloot. Tegenover een jaarlijks overheidsbudget van circa €0,8 miljard voor infrastructuur en OV, staan maar liefst €1,5 miljard aan private uitgaven voor woon-werkverkeer en €2,0 miljard voor kantoorruimte. De schokkendste conclusie: omdat kantoren gemiddeld maar 36% bezet zijn, gaat er jaarlijks circa €1,3 miljard aan waarde verloren aan lege werkplekken. Deze verspilling is bijna even groot als het hele publieke budget. Dit is geen geïsoleerd incident.
Geactualiseerde analyses van oudere cases tonen een explosieve groei van deze private geldstromen. De mobiliteits- en werkplekkosten in Amsterdam Zuidoost stegen van €400 miljoen in 2002 naar circa €650 miljoen in 2024 . Nog spectaculairder is het Leiden Bio Science Park, waar de uitgaven in dezelfde periode explodeerden van €22 miljoen naar circa €615 miljoen door een enorme groei in bedrijven en werknemers.
De les is helder: de financiële slagkracht om regionale problemen op te lossen ligt niet primair bij de overheid, maar bij de georganiseerde, gezamenlijke belangen van het bedrijfsleven zelf. De uitdaging is niet het vinden van nieuw geld, maar het activeren van de miljarden die nu onzichtbaar weglekken.